Scan maakt flexibiliteit gebouwen inzichtelijk
'Gebouwflexibiliteit leidt tot minder verspilling’
“Gebouwflexibiliteit is een essentieel onderdeel van de circulaire beweging. Het leidt tot minder verspilling van materialen en een verminderde behoefte aan renovatie en sloop. Het slim ontwerpen van gebouwen speelt hierbij een cruciale rol.” Dat zegt Finne Vossen, adviseur bij Brink. Om juist die flexibiliteit van gebouwen inzichtelijk te maken heeft het management-, adviesbedrijf samen met diverse publieke en private partijen een flexibiliteitsscan ontwikkeld. Gratis te gebruiken via https://www.toekomstwaardegebouw.nl/toekomstwaarde/. “Het is belangrijk om realistische toekomstscenario's van het gebruik te definiëren en vervolgens te bepalen welke vormen van flexibiliteit vereist zijn,” benadrukt Pauline Martens, projectmanager bij Brink.
Met de groeiende vraag naar duurzame en circulaire bouwoplossingen wordt het volgens het tweetal steeds belangrijker om gebouwen te ontwikkelen die zich aan diverse gebruikersbehoeften kunnen aanpassen. “Gebouwflexibiliteit is een cruciaal aspect bij het ontwerpen en bouwen van gebouwen om te kunnen meebewegen met de veranderende eisen van hun gebruikers,” aldus Vossen. Het besef is ontstaan doordat de wereld om ons heen steeds sneller verandert en daarmee ook de behoeften van gebruikers . Terwijl onze ‘statische’ gebouwen deze veranderingen vaak onvoldoende ondersteunen. “Dit leidt tot inefficiëntie voor gebruikers, hoge kosten bij aanpassingen en verspilling van energie en materiaal bij renovatie van gebouwen,” aldus Vossen.
Meetinstrumenten
Een van de belangrijkste vragen is hoe flexibiliteit meetbaar en tastbaar gemaakt kan worden. Pauline Martens ziet dat binnen het domein van duurzaamheid de regelgeving gestaag toeneemt. Echter, bij circulariteit is er nog veel onduidelijkheid. “Het Nieuwe Normaal streeft ernaar om verschillende thema's concreter te maken. Brink is partner geworden van Het Nieuwe Normaal om te onderzoeken hoe deze thema's meetbaar te maken en ze in de praktijk toe te passen.”
Overigens zijn er in de afgelopen jaren al verschillende instrumenten ontwikkeld om flexibiliteit in bouwprojecten te bevorderen. Zo is er in 2014 door VNO-NCW in samenwerking met Brink en de TU Delft de 'bepalingsmethode adaptief vermogen van gebouwen' gepubliceerd. Deze methode biedt concrete handvatten om flexibiliteit in gebouwen te meten en te verbeteren. Daarnaast zijn er instrumenten zoals MAT 8 gebouwflexibiliteit, ontwikkeld door DGBC in samenwerking met de TU Delft. En de 'rekentool adaptief vermogen', ontworpen door W/E adviseurs en DGBC. “Deze instrumenten stellen bouwprofessionals in staat om flexibiliteit te kwantificeren en te toetsen aan specifieke behoeften,” aldus Martens.
Flexibiliteitsscan als aanvulling
Vorig jaar is op basis van de ‘bepalingsmethode adaptief vermogen van gebouwen’ de flexibiliteitsscan ontwikkeld. De scan helpt de gebruiker in het vaststellen van de behoefte aan flexibiliteit en helpt bij het bepalen in hoeverre een bestaand gebouw aan deze behoefte kan voldoen. In het geval van nieuwbouw biedt de scan handvatten waarmee een passend flexibel gebouwontwerp gemaakt kan worden. “Het is belangrijk,” legt Martens uit, “om realistische toekomstscenario's van het gebruik te definiëren en op basis daarvan te bepalen welke vormen van flexibiliteit vereist zijn, bijvoorbeeld (her)indelingsflexibiliteit, uitbreidingsflexibiliteit en/of afstootflexibiliteit. Op basis daarvan kun je relevante gebouwindicatoren identificeren en toepassen.”
“Er dient altijd een balans te zijn tussen flexibiliteit, materiaalgebruik, energiegebruik en (financiële) middelen
In aanvulling op de eerder ontwikkelde tools voorziet de flexibiliteitsscan in deze verdiepingsslag. Vossen benadrukt het belang van gebouwflexibiliteit, maar waarschuwt dat het niet als een doel op zich moet worden gezien. Volgens haar moet flexibiliteit voortkomen uit de behoefte om een gebouw efficiënt en toekomstbestendig te maken en dient er altijd een balans te zijn tussen flexibiliteit, materiaalgebruik, energiegebruik en (financiële) middelen.
Vertrouwen om te investeren
“Er zitten grenzen aan flexibiliteit,” benadrukt zij, “zelfs binnen de context van circulaire bouw. Bij het beoordelen van flexibiliteit houden we rekening met de daadwerkelijke behoefte aan flexibiliteit. Het heeft namelijk geen zin om een gebouw extreem flexibel te maken als we weten dat het toekomstige gebruik de komende twee gebruiksperioden (>15 jaar) niet wezenlijk zal veranderen. Daarom beginnen we met het identificeren van mogelijke toekomstscenario's voor het gebruik van het gebouw. Vervolgens bepalen we welke vormen van flexibiliteit nodig zijn, zoals aanpasbaarheid van de indeling, afstoot- of uitbreidingsmogelijkheden of de mogelijkheid tot losmaakbaarheid (in het geval van tijdelijke gebouwen). Pas daarna kijken we welke gebouwkenmerken relevant zijn voor deze specifieke vormen van flexibiliteit."
“Ons concept biedt de mogelijkheid om een kantoor om te vormen tot een laboratorium en vice versa
Hoewel flexibiliteit mogelijk niet direct zichtbare voordelen biedt, is het essentieel om constant rekening te houden met de lange termijn. “Opdrachtgevers moeten erop kunnen vertrouwen dat hun investering in de toekomst daadwerkelijk vruchten zal afwerpen. Aangezien de daadwerkelijke invulling van flexibiliteit per gebouw verschilt, is het bijna onmogelijk om van tevoren te voorspellen wat de return on investment zal zijn. Het vertrouwen dat de investering zichzelf terugverdient, omdat de mate van flexibiliteit past bij de wijze waarop je gebouw gebruikt zal worden, vormt de basis van je besluit om te investeren,” zegt Vossen.
Realisatie van projecten
Een van de projecten waar Brink het gedachtegoed rondom gebouwflexibiliteit heeft toegepast, is een innovatief kantoor/laboratoriumconcept dat een aanzienlijke mate van indelingsflexibiliteit biedt. Dit concept stelt zowel de indeling, inrichting als het gebruik van de ruimte in staat om te variëren. “Bij dit nieuwbouwproject was het al in een vroeg stadium duidelijk dat er sterke behoefte was aan het faciliteren van wisselende gebruikers met uiteenlopende werkzaamheden,” zegt Martens. “Ons concept biedt de mogelijkheid om een kantoor om te vormen tot een laboratorium en vice versa. Door het gebruik van repeterende modules, kan je de omvang van het gehuurde ook vrij eenvoudig aanpassen. Hierdoor is het niet nodig om bij aanvang van de bouw precies te weten hoe het gebouw uiteindelijk zal worden gebruikt. Dit geeft de gebouweigenaar de vrijheid om later beslissingen te nemen.”
Toekomst
Volgens Martens is het concreet maken van flexibiliteit voor opdrachtgevers essentieel om hen sneller te overtuigen. “Opdrachtgevers beginnen steeds vaker na te denken over het toekomstbestendig maken van hun gebouwen. Er verschijnen ook veel meer voorbeelden van flexibele bouwoplossingen. Met als gevolg dat opdrachtgevers niet alleen interesse tonen, maar ook daadwerkelijk actie willen ondernemen. Ik vind het vergelijkbaar met de focus op duurzaamheid. Door concrete meetmethoden en best practices is duurzaamheid al gemeengoed geworden. De flexibiliteitsscan is een goede methode om een essentieel onderdeel van het circulair bouwen te faciliteren.