TranCiBo heeft belemmeringen in het vizier
Alfons van Marrewijk, hoogleraar Construction Cultures
Een gesprek met:
Alfons van Marrewijk
Full Professor of Construction Cultures at Technische Universiteit Delft
Alfons van Marrewijk, hoogleraar Construction Cultures, kijkt met een optimistische blik naar de huidige transitie. Natuurlijk gaat het hem nog te traag. Maar in de afgelopen twee jaar dat hij nu bij het TranCiBo onderzoeksprogramma is betrokken, heeft hij de sector best wel de nodige stappen zien maken. “We hebben nu redelijk helder hoe je succesvolle circulaire projecten op moet zetten. Waar we nu naar moeten kijken is welke interventies nodig zijn om circulariteit in de organisatie te verankeren.”
De bouwsector is als een naald die blijft hangen in zijn groef op een grammofoonplaat. Alfons van Marrewijk kan wel lachen om die vergelijking. “Maar het is wel waar, het is een repeterende sector waar al generaties lang dingen op dezelfde manier gebeuren. Dat maakt veranderen niet gemakkelijk.” Die verandering van medewerkers in projecten tot aan de moederorganisatie aan toe, is waar het onderzoeksprogramma Transitie circulaire bouw (TranCiBo) van de TU Delft en Vrije Universiteit Amsterdam zich op richt.
Belemmeringen
De eerste wapenfeiten van TranCiBo waren het inzichtelijk maken van de belemmeringen van circulair bouwen binnen projecten. Daarvoor haalden PhD onderzoekers van de twee universiteiten data op uit projecten en hielden zij interviews met tal van betrokkenen.
“Partijen moeten veel meer samenwerken, het liefst binnen een geïntegreerde samenwerking. Dat is echt een andere organisatievorm
Bovenaan het lijstje van belemmeringen prijkt de inflexibiliteit van het project. “Wanneer alles binnen een project al is dichtgetimmerd”, legt hij uit, “en er weinig ruimte is voor latere keuzes, dan gaat dat altijd ten koste van circulaire ambities.” Overigens was het hem duidelijk dat al te hoge circulaire ambities hebben ook niet goed is. “Ambities van honderd procent circulair willen zijn, zijn idealistische ambities waarvan iedereen in de keten al weet ‘dit gaat nooit lukken.’ Maar niemand zegt het. Want als je het zegt krijg je geen opdracht. Dus iedereen gaat vervolgens mee in dat ideologische debat. Soms is een opdrachtgever blij als hij hoort dat het niet kan en er andere keuzes nodig zijn. Maar om dat te zeggen is al een enorme gedragsverandering in een tenderprocedure.”
Een andere belemmering is een relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer die veelal op wantrouwen is gebaseerd. In het verlengde daarvan werkt ook een hiërarchische relatie niet mee. “Wanneer je als opdrachtgever alles over de schutting gooit, gaat het niet werken. Er moet toch sprake zijn van meer partnership, dus een gelijkwaardige relatie.” Ook fragmentatie, in de zin dat elke partij alleen zijn eigen ding doet, is niet goed voor een circulair project. “Partijen moeten veel meer samenwerken, het liefst binnen een geïntegreerde samenwerking. Dat is echt een andere organisatievorm.”
Leren van elkaar
Van Marrewijk vindt het belangrijk als zoveel mogelijk partijen bij elkaar in de keuken kijken. “Want dan zien partijen ook de vernieuwing en waar de belemmeringen zitten.” Hij geeft als voorbeeld het recente bezoek van TranCiBo-partners aan Beelen Next om te zien wat de rol van de sloper in een circulair bouwproces is. “Dat was voor sommigen echt een eyeopener. Er waren partijen die dachten dat al dat gesloopte materiaal daar stond opgeslagen. Maar dat is natuurlijk niet zo. De materialen die zij uit een gebouw halen worden schoongemaakt en gaan rechtstreeks naar de leverancier. En die brengt het weer in het proces. De sloper en bouwsector organiseren op die manier hun eigen circulaire proces. Veel partijen zijn daar niet van op de hoogte.”
“Slopers maken de grootste verandering door. We zien daar echt een identiteits- en procesverandering.
Hij kent een casus waarbij een sloper de levering van materialen garandeert. “Die zegt tegen een architect ‘ga daar mee ontwerpen en ik neem de tijdigheid ervan op mij’. Dat zijn nieuwe voorbeelden van samenwerking waar wij heel erg naar op zoek zijn. Samen met Windesheim Hogeschool gaan wij een project in Zwolle volgen waar de sloper samen met de architect een centrale rol heeft. Dat is heel spannend. Slopers maken de grootste verandering door. We zien daar echt een identiteits- en procesverandering. En die worden niet meer teruggedraaid. Ik vind dat een interessante ontwikkeling. Het is een oude speler maar nu ook een nieuwe.”
Tegelijkertijd weet hij uit ervaring dat er nog grote partijen in de sector zijn die daar nog geen gevoel bij hebben. “Maar ik zie bij TranCiBo ook wel ketenpartners zoals architecten die aangeven de circulaire ambities op een realistisch niveau te bewaken, en ervoor te willen zorgen om deze gerealiseerd te krijgen. Dat vind ik bemoedigend. Het gesprek is nu echt wel gaande over ‘hoe realiseren we dan de maximaal mogelijke circulaire uitkomst?’.”
Indicator
In Het Nieuwe Normaal is samenwerking een nieuwe indicator. In zijn ogen is dat een goede zaak omdat dit een belangrijke driver is van een circulair project. “Ik spreek steeds vaker mensen die vroeger heel sceptisch waren en dit nu een leuke manier van werken vinden.” Na een korte stilte merkt hij op dat de transitie weliswaar traag gaat, maar dat hij er wel optimistisch over is. “We moeten nu de kennis die in projecten is opgedaan de organisaties inbrengen. Rijksvastgoedbedrijf heeft de kans om de ervaringen die zijn opgedaan in tijdelijke contracten en met innovatieve inkoop te verankeren in toekomstige tender procedures."